St. Canisiusziekenhuis toevluchtsoord tijdens bombardement 1944

16 februari 2024

Het St. Canisiusziekenhuis - waaruit CWZ voortkomt - speelde een belangrijke rol tijdens het bombardement van Nijmegen in 2944, dat 800 mensen het leven kostte en duizenden gewonden tot gevolg had.

Hulp aan slachtoffers van bombardement Nijmegen 1944 (foto regionaal archief)

Op 22 februari herdenkt Nijmegen het bombardement van 80 jaar geleden. Wist u dat het St. Canisiusziekenhuis - waaruit CWZ voortkomt - een belangrijke rol speelde tijdens deze ramp, die 800 mensen het leven kostte en duizenden gewonden tot gevolg had? ‘Je moet je voorstellen: het hele stadscentrum was verwoest en ook veel administratieve centra hadden een enorme klap gekregen. Waar moest iedereen in godsnaam heen? Het ziekenhuis was voor veel mensen een voor de hand liggend toevluchtsoord’, vertelt de toenmalig geneesheer-directeur Enneking.

Rijen gewonden op het gazon

Tessa de Loo schreef recent met steun van de gemeente Nijmegen de roman ‘De stad in je hoofd’, waarvoor ze gesprekken voerde met vele oudere inwoners. Daarin gaat de 8-jarige hoofdpersoon Twan na het bombardement met zijn tante in het St. Canisiusziekenhuis op zoek naar zijn vermiste oom. ‘Twan was nog nooit in een ziekenhuis geweest, zelfs niet in de buurt ervan. (…) Rijen gewonden lagen op het gazon in de februarikou. Zusters zigzagden er tussendoor, omgeven door machteloos gehuil, gekerm en geroep. En dit was nog maar een voorproefje van hoe het er daarbinnen aan toeging, dacht Twan. ‘Ik ga niet mee,’ verklaarde hij, ‘ik wacht buiten wel op u.’ ‘Goed’, zwichtte tante Olga, ‘rust maar even uit. Ik ben zo terug.’ (…) Twan probeerde de uitdrukking op het gezicht van zijn tante te duiden toen ze naar buiten kwam. Haar gezicht zag grauw van vermoeidheid. ‘Heeft u oom Arnaud gevonden?’ Ze knikte. ‘Hij moet geopereerd worden,’ zuchtte ze, ‘aan zijn rug.’ Haar voorhoofd was gerimpeld van bezorgdheid en haar ogen waren mat, waardoor ze er ineens jaren ouder uitzag. ‘Hij heeft een deel van de stationsoverkapping over zich heen gekregen.’ [uit: De stad in je hoofd]

Naast de roman van Tessa de Loo zijn er ook geschiedkundige boeken over het ziekenhuis en het bombardement geschreven. In ‘Het Sint Canisiusziekenhuis in oorlogstijd 1940-1945’ vertelt oud-CWZ’er Ben Siebenheller hoe het ziekenhuis na het bombardement en ook later in de oorlog duizenden patiënten en ook niet-gewonden opving. Vele Nijmegenaren werden er liefdevol behandeld, verpleegd en gevoed. Ook het CWZ-gedenkboek ‘Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis’ beschrijft de gebeurtenissen van 22 februari, met persoonlijke anekdotes van betrokkenen. Hieronder een aantal sprekende passages uit deze boeken.

Heldere zonnige dag

‘Het is ochtend, een heldere zonnige dag met iets van voorjaar in de lucht. Op het voorplein van het Canisiusziekenhuis turen mensen naar de lucht. Zware bommenwerpers van de geallieerden vliegen richting Duitsland. Het vliegen houdt aan. Rond één uur gaat het luchtalarm. Een klein uur later klinkt het signaal ‘veilig’, hoewel er nog steeds vliegtuigen overvliegen. Maar men is vol vertrouwen. De winkelstraten komen weer tot leven, kinderen rennen alsnog naar school, reizigers gaan richting station of stappen in gereedstaande treinen. Dan volgen, totaal onverwacht, een aantal zware explosies. Zestien Amerikaanse bommenwerpers hebben hun dodelijke lading over Nijmegen uitgestort. Zwarte rookwolken stijgen op, het centrum van de stad ligt in puin. In winkelportieken en op straat liggen doden en gewonden. Ook het stationsplein en het station zijn een slagveld. Onmiddellijk komen reddingsacties op gang.’ [uit: Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis]

Trillende ziekenhuisgebouwen

‘Plotseling trilden de gebouwen van het ziekenhuis op hun grondvesten en daverend, oorverdovend waren de explosies, waardoor eenieder in huis ineen dook, wetende dat het dit keer echt rake klappen waren, en goed raak ook. Boven de stad tekenden zich zware rookkolommen af en het werd stil, onheilspellend stil. Eenieder in huis wist wat dat betekende, het signaal ‘veilig’, dan veel mensen op straat, de bommen … maar wist ook wat hun te doen stond. Zo ook het personeel dat net aan tafel was gegaan, geen hap meer, maar direct naar de eigen afdeling en de aangewezen post. Het was al zo vaak geoefend, maar nu zou het ernst worden. Een stem buiten riep ‘Het zijn de Burchtstraat, de Molenstraat en het station’, en even later zag men met ontzetting en knikkende knieën de eerste vrachtauto met gewonden het terrein op draaien om zijn droeve vracht af te leveren. De slachtoffers werden overgeheveld in ijlings uitgestoken armen, die hen op de brancards legden. Wéér een auto, nog één en nog één, de stroom voertuigen hield maar aan.’ [uit: Het Sint Canisiusziekenhuis in oorlogstijd 1940-1945]

Grote chaos

‘Voor het eerst zag het ziekenhuispersoneel zich, en dan ook nog zo plotseling, geplaatst voor een bovenmenselijke taak om deze tientallen gewonden en stervenden te helpen. Er ontstond in aanvang een grote chaos; de hal en de aangrenzende gangen en ruimten lagen vol gewonden. Ook in de andere gangen waren aan weerszijden slachtoffers tegen de muren gelegd. En de chaos werd nog eens vergroot door de grote groep hulpverleners en door mensen die het gebouw binnen gingen op zoek naar familieleden en bekenden. Op de Eerste Hulp waren doctoren en assistenten bezig met het selecteren van de binnenkomende gewonden. Andere helpers verplaatsten de geselecteerden naar de polikliniek of naar de operatieafdeling.’ [uit: Het Sint Canisiusziekenhuis in oorlogstijd 1940-1945]

Zeven operatietafels

‘Alle polikliniekdeuren stonden wagenwijd open en óók daar werd hulp verleend. De rector en de te hulp geschoten priesters bukten zich en absolveerden [kwijtschelden van zonden (red)]. In de wachtkamers van de polikliniek werden zij neergelegd, voor wie alle menselijke hulp te laat kwam en dat waren er velen. De operatiekamers waren, met geopende deuren, volop bezet en er werd gewerkt in een wanhopige poging te redden wat er te redden viel. Daar doorheen liepen doctoren, verpleegsters en helpers die optilden, wegdroegen en weer nieuwe slachtoffers brachten. Op zeven operatietafels werd gelijktijdig gewerkt en deze waren onafgebroken bezet, zolang de chirurgen en hun assistenten konden werken. Zij kenden echter geen vermoeienis, daar was de stoet gewonden te groot voor.’ [uit: Het Sint Canisiusziekenhuis in oorlogstijd 1940-1945]

205 zwaargewonden

‘Op 22 februari neemt het ziekenhuis in totaal 205 zwaargewonden op. Daarvan overlijden er diezelfde dag 12. Ook de dagen erna worden nog voortdurend gewonden binnengedragen. ’Het was nogal een chaotisch gebeuren toen’, herinnert geneesheer-directeur dr. Jules Enneking junior zich. ‘Het ziekenhuis was op een dergelijke ramp eigenlijk niet voorbereid. Voorzorgsmaatregelen die men onder normale omstandigheden zou hebben getroffen voor een operatie, werden in die dagen onder druk van de omstandigheden terzijde gelegd. Het moest, het kon niet anders.’ Toch lag tot zijn verbazing aan het eind van die bewuste februaridag iedereen in een bed, mede dankzij extra bedden van het Rode Kruis.’ [uit: Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis]

Henk heeft geluk

‘Henk Brouwers, 14 jaar en leerling van de ambachtsschool, behoort tot de gewonden. Met een handkar wordt hij door priesters naar het ziekenhuis gebracht. Op de bodem van de kar liggen de doden; daarbovenop, door een deken gescheiden, de gewonden. Een scherf is zijn rechterheup en buik binnengedrongen. Hij wordt neergelegd in de gang, te midden van de talloze andere gewonden. Hoewel hij zwaargewond is, heeft hij in vergelijking met medescholieren geluk. Acht van hen zijn dood.’ [uit: Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis]

Petje af voor de doctoren

‘Onder de getroffenen is ook Riet Caerteling. Haar rechterbeen moest worden geamputeerd. ‘Tot tweemaal toe’, zegt ze, ‘want de middelen die men ter beschikking had, waren niet toereikend.’ Dr. ten Horn verricht de amputatie, geassisteerd door dr. van den Berg. ‘Petje af voor die doctoren. Wat die toen moesten verwerken, is niet te beschrijven. Ik lag op afdeling 3, op een grote zaal. Allemaal zwaargewonden. We lagen 3 rijen dik, zo overvol was het ziekenhuis op die bewuste februaridag. Om ons heen stierven mensen. Ik hoor nog de zusters het gebed van de stervenden zeggen.’ Riet Caerting is dan 16 jaar.’ [uit: Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis]

Nel helpt

‘Veel mensen komen die eerste dagen na het bombardement spontaan hulp bieden. (…) Zo ook de 14-jarige Nel Bothop en haar zusje Jeanne. Ze wonen tegenover het ziekenhuis, naast de molen op de Hazenkampseweg. Nel voert uit wat de zusters haar opdragen: lakens scheuren voor verband, verbandgaas strijken, warme melk rondbrengen op de zalen en zelfs waken bij een stervende vrouw. ‘Hoe dat moest, wist ik niet, maar ik zegde vanzelf gebeden op en hield haar hand vast. Ik bleef zitten tot haar hand koud was en ik zeker wist dat ze overleden was.’ [uit: Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis]

Tekort aan bloed

‘In plaats van het maximale aantal van 600 zieken, herbergt het Canisiusziekenhuis op 22 februari 789 patiënten. Van de gewonden heeft een groot aantal dringend bloed nodig. (…) Onmiddellijk worden de 103 vaste bloeddonoren opgeroepen om de voorraad aan te vullen. Maar zelfs die hoeveelheid is ontoereikend. Daarom worden - soms onder lichte dwang - personeelsleden en bezoekers van het ziekenhuis gevraagd bloed te geven. 72 mensen, onder wie moeder-overste, melden zich.’ [uit: Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis]

Hart van de stad

‘Tijdens die donkere februaridagen wordt het ziekenhuis niet alleen overstroomd met doden en gewonden. Ook allerlei mensen die een van hun dierbaren missen, zwerven door de gangen en zalen in de hoop er hun vader, moeder, broer, zus of kind te vinden. Wie door het bombardement niet langer een dak boven het hoofd heeft, gaat eveneens richting ziekenhuis in de hoop er te worden opgevangen. ‘Het ziekenhuis was in die dagen een van de centrale plaatsen van Nijmegen’, zegt Enneking jr. ‘Het was als het ware het hart van de stad. Je moet je voorstellen: het hele stadscentrum was verwoest en ook veel administratieve centra hadden een enorme klap gekregen. Waar moest iedereen in godsnaam heen?’ Het ziekenhuis was voor veel mensen een voor de hand liggend toevluchtsoord.’ [uit: Vaarwel vaarwel lief ziekenhuis]

En de andere ziekenhuizen in Nijmegen?

Het Wilhelminaziekenhuis was door de Duitsers geconfisqueerd en had een beperkte opnamecapaciteit. De Sint Maartenskliniek in Ubbergen en Dekkerswald in Groesbeek waren moeizaam te bereiken en niet op grote operaties en grote aantallen slachtoffers ingericht. Men was in die februaridagen voor de opvang van gewonden dus uitsluitend aangewezen op het St. Canisiusziekenhuis. [uit: Het Sint Canisiusziekenhuis in oorlogstijd 1940-1945]

80 jaar vrijheid in Nijmegen - herdenkingsactiviteiten

Meer informatie over de herdenking van het bombardement komende week vindt u op deze website.

Meer lezen over het Canisiusziekenhuis in oorlogstijd?

Foto boven dit nieuwsbericht: uit regionaal archief