Trombose

U heeft trombose als bloed stolt waardoor er bloedpropjes in de bloedvaten komen.

Bloed kan stollen (hard worden). Denk maar aan een korstje op een wondje. Als dat in de bloedvaten gebeurt, heet dat trombose. Er zijn meerdere soorten trombose; op deze pagina gaat het over diep-veneuze trombose.

Er zijn verschillende soorten trombose:

  • Trombose ontstaat meestal in de dieper liggende aders. Artsen noemen dit diep-veneuze trombose.
  • Trombose in de oppervlakkige aders heet tromboflebitis.
  • Trombose kan ook in de slagaders zitten. Dan heet het arteriële trombose.

Zonder behandeling kan trombose twee soorten problemen geven:

  • Het bloedpropje wordt zo groot dat het bloedvat verstopt raakt. Er kan dan geen bloed meer door de ader.
  • Het bloedpropje raakt los en schiet door naar de longen, het hart of de hersenen. Dit heet embolie.

U heeft een hogere kans op trombose:

  • als dit in uw familie voorkomt
  • na een lange periode van stilzitten of liggen (vliegreis, ziekte, been in gips)
  • of na een operatie.
Toon meer

Klachten / symptomen trombose

Diep-veneuze trombose komt vooral voor in de benen. Mensen met deze vorm van trombose kunnen verschillende klachten hebben:

  • pijn in de kuit die erger wordt bij beweging
  • een zwaar gevoel en pijn in het been
  • vochtophoping (oedeem) rond de enkels
  • een rode, glanzende huid die warm aanvoelt
  • lichte koorts.

Het is belangrijk dat u met deze klachten naar een arts gaat. Anders kan 1 van onderstaande situaties ontstaan:

  • Er kan een stukje stolsel loslaten en via het bloed in de longen terechtkomen. Dit heet een longembolie.
  • De klachten aan het been kunnen toenemen doordat door het stolsel het vocht niet goed afgevoerd kan worden.
  • Een trombose been kan tot twee jaar na trombose nog klachten geven. Dit heet een posttrombotisch syndroom.

Folder