Oogarts Frans Rust met pensioen

19 juni 2017

De afgelopen jaren zette Rust zich altijd in om oogheelkunde zichtbaar te maken. En dat is gelukt.

Oogheelkunde zichtbaar gemaakt

Op 37-jarige leeftijd was Frans Rust er aan toe zich te settelen. Na een zeer gevarieerd aantal werkervaringen was hij klaar voor het specialistenwerk. Hij werd aangenomen als oogarts in CWZ. Nu, 27 jaar later, gaat hij met pensioen. De afgelopen jaren zette Rust zich altijd in om oogheelkunde zichtbaar te maken. En dat is gelukt.

‘Voordat ik hier werkte, heb ik van alles aangepakt. Tijdens mijn studie medicijnen in Nijmegen liep ik een half jaar co-schap in Ghana en een half jaar in Finland. Ik volgde de tropencursus in Amsterdam en werkte een jaar bij het GAK in afwachting van mijn tropen-assistentschap. Anderhalf jaar werkte ik als ANIOS chirurgie/gynaecologie in het Carolus ziekenhuis in Den Bosch, daarna 3 jaar in Swaziland in Zuid-Afrika als districtsarts. Die laatste keuze was de invulling van een lang gekoesterde wens om een periode in Afrika te werken. Terug uit Afrika werkte ik een klein jaar in het psychiatrisch ziekenhuis Wolfheze onder supervisie van een psychiater. Daarna solliciteerde ik in Utrecht en volgde daar in het Koninklijk Nederlands Gasthuis voor minvermogende Ooglijders de opleiding tot oogarts. Inmiddels was ik 37, hadden wij vier kinderen en was ik er klaar voor om in CWZ aan de slag te gaan.’

Zichtbaar
‘Ik ben heel blij met onze nieuwe polikliniek oogheelkunde. We komen namelijk van ver. Toen we in mijn beginperiode verhuisden van de Annastraat naar de nieuwbouw was de polikliniek eigenlijk al gedateerd. Er zat namelijk 10 jaar tijd tussen de bouwplannen en de oplevering van het gebouw. Vanaf het begin ontstonden er discussies over ruimtegebrek en tekort aan personeel. Eigenlijk zijn we 25 jaar bezig geweest om ons specialisme zichtbaar te maken en om de plek te krijgen die oogheelkunde verdient. We hebben nu een eigen OK en eigen personeel. Dat maakt de lijnen kort en het werken efficiënt. Het nieuwe werken blijkt kostenbesparend. Daar ben ik trots op.’

Enorme impact
‘Oogheelkunde is een specialisme van een klein orgaan, maar de impact ervan is enorm. Jaarlijks bezoeken ongeveer 45.000 patiënten onze afdeling. Dat is pakweg 15 tot 20 procent van het totale poliklinisch volume van het CWZ. We kennen een enorme groei. Vanwege de vergrijzing, maar ook omdat we meer kunnen én de patiënt ook meer wil. We leven in een toenemende digitale en visuele omgeving. Mensen stellen daarom hoge eisen aan hun gezichtsvermogen. Onze doelgroep bestaat voornamelijk uit ouderen. Zij komen veelal naar het ziekenhuis met hun familie of mantelzorgers. In totaal bezoeken jaarlijks daardoor zo’n 150.000 mensen onze polikliniek. Dat is vergelijkbaar met de hele Nijmeegse bevolking! We zijn dus heel belangrijk voor het ziekenhuis, want als onze patiënten tevreden zijn, zullen ze ook eerder voor andere CWZ-specialismen kiezen.’

Revolutie
‘Oogheelkunde heeft een enorme ontwikkelingen doorgemaakt. Vroeger deden we 750 ingrepen per jaar, anno nu bijna 10.000. Toen ik in CWZ begon, werden patiënten opgenomen voor een staaroperatie onder narcose, nu is de ingreep poliklinisch met druppelverdoving. We hadden toen 12 bedden op een verpleegafdeling. Nu zijn er nog slechts 20 opnames per jaar. Behandeling van onder andere maculadegeneratie en cataract-chirurgie hebben een revolutie ondergaan. Door bij maculadegeneratie vaatgroeiremmers in het oog te spuiten is het vaak mogelijk de aandoeningen stil te zetten, waardoor patiënten langer hun zicht behouden.’

Betrokkenheid
‘Ik ga de mensen missen. Wij hebben bij oogheelkunde altijd een enorme betrokkenheid gehad met elkaar. Omdat het een soort stand alone unit is, ben je eigenlijk altijd op de polikliniek. Het was belangrijk dat wij het rooiden met elkaar. Ook soms onder moeilijke omstandigheden. We gingen voor het resultaat, maar ook voor het werkplezier. Vooral dat plezier vertaalt zich in de kwaliteit van de organisatie en de behandeling.’ 

Nieuw ritme
‘Voor de toekomst heb ik geen vastomlijnde plannen. De toekomst is vandaag. Ik leef met de dag. Ik tuinier, wandel, golf en ga mijn vrouw vervelen - je moet met elkaar een nieuw ritme vinden. Ik bezoek de kinderen en kleinkinderen en ga op vakantie. Mijn afscheid heb ik al achter de rug. In de Plasmolense Hof zijn we gaan dineren met 100 mensen. Allemaal mensen waarmee we op de een of andere manier samen de oogheelkunde hebben getrokken. Het was een heel mooi afscheid. Hagiografieën zijn mij een gruwel.’