Longarts René Termeer neemt afscheid na 30 jaar

04 december 2018

'Ook als genezing niet mogelijk is, kun je als dokter nog heel veel betekenen voor je patiënten'

René Termeer, longarts | CWZ Nijmegen

Longarts René Termeer neemt deze maand na 30 jaar afscheid van CWZ. Helaas moest hij vanwege ziekte zijn werk al een jaar terug neerleggen. Toch blikt hij graag nog terug én vooruit. ‘Mijn hoop is dat longziekten de komende jaren landelijk, politiek en ook in CWZ serieus op de agenda blijft. Dat verdienen onze patiënten.'

Vrijwel alles zelf doen

‘In januari 1989 kwam ik te werken in ons ziekenhuis in een maatschap van drie specialisten. Ik was toen allround longarts met veel patiëntcontacten en nog maar weinig administratie. Vrijwel alles deden we zelf, zonder hulp van assistenten. Tijdens mijn spreekuur zag ik tussendoor ook nog spoed-patiënten op de eerste hulp. De verpleegkundigen op de longafdeling waren zeer betrokken en zelfstandig. Ze droegen een grote verantwoordelijkheid. Als je gebeld werd, wist je dat je direct nodig was.’

Barakken mét airco

‘De eerste paar jaar werkte ik nog in het oude ziekenhuis aan de Annastraat. Tussen de drukke werkzaamheden door wist ik af en toe toch even tijd maken voor een korte koffiepauze met andere collegae. Dat gebeurde ‘boven de hoofdingang’ in de zogeheten Bestuurskamer. Onze stafkamers en het secretariaat lagen op de eerste verdieping van de naburige verpleegstersflat. De longafdeling was gevestigd in de latere aanbouw. We noemden het de ‘barakken’, maar het was wel mooi de enige plek in het ziekenhuis met airco. In de warme zomers was dat een verademing voor onze toch al benauwde patiënten.’

Lichtpuntjes

‘Ik had veel interesse in oncologie. Het werd mijn primaire aandachtsgebied in CWZ. Longkankerpatiënten blijken vaak al bij het eerste ziekenhuisbezoek een uitgezaaide ziekte te hebben. Gelukkig zijn vooral de laatste 5 tot 10 jaar de behandelingen heel snel verbeterd. De komst van de doelgerichte behandeling bij specifieke mutaties is fantastisch voor patiënten met uitgezaaide longkanker. Ook de ontwikkelingen rond immunotherapie had ik niet willen missen. Ze zorgen voor lichtpuntjes, helaas nog maar voor een klein deel van onze patiënten.
Het toegenomen aantal mogelijkheden maakt de zorg wel complex. Het vraagt van longartsen steeds verdere specialisatie. De tijd dat je je hele vakgebied kon beheersen is voorbij. Het vereist ook een verdere concentratie van zorg en meer samenwerking in de regio.’

Palliatieve zorg

'Ook als genezing niet mogelijk is, kun je als dokter nog heel veel betekenen voor je patiënten. Daarom heb ik me bekommerd om de palliatieve zorg, niet alleen bij longkanker, maar ook bij COPD. De directe patiëntenzorg, onderwijs en opleiding hebben altijd mijn hoogste prioriteit gehad, wetenschappelijk onderzoek minder. Wel werkte ik mee aan patiëntgebonden studies bij patiënten met longkanker. Ook deed ik onderzoek om de integrale patiëntenzorg bij deze groep te verbeteren. In 2006 implementeerden we een groot kwaliteitsproject op dit gebied. Er kwam in CWZ voor het eerst een volwaardig multidisciplinair overleg. Verder kwamen er case managers en werd de samenwerking met aangrenzende specialismen intensiever.'

Impact

‘Een vervelend voorval uit mijn loopbaan was een klacht van een patiënt. De inspecteur deed de klacht af als onterecht en het werd geen tuchtzaak. Toch haalde het verhaal de voorpagina van De Gelderlander. De impact van zo’n klachtprocedure is groot. Het voorval heeft me na die tijd lang bezig gehouden en maakte me ongewild tot een meer ‘defensieve’ arts.
Goede kwaliteit van zorg had altijd mijn aandacht. Mede daarom deed ik veel kwaliteitsvisitaties bij collega-longartsen in diverse ziekenhuizen vanuit onze beroepsvereniging, waarvan ik zes jaar voorzitter was. Het is in CWZ gebruikelijk dat je als specialist ook een tijdje lid bent van het stafbestuur. Daar heb ik geleerd dat een belangrijke managementfunctie mij niet gelukkig maakt, dus dat heb ik verder nooit geambieerd.’

Tegen de stroming in

‘In de 30 jaar dat ik in CWZ werkte is de maatschap longziekten gegroeid tot 7 specialisten. In 2000 kregen we de volledige opleidingsbevoegdheid. Tien jaar lang roeiden we tegen de stroming in, want er zou geen behoefte zijn aan de uitbreiding van opleidingsplaatsen voor longartsen. Wel dus! Dat was een heel belangrijke mijlpaal. Mijn collega Julius Janssen was de eerste opleider longziekten en ik de plaatsvervangend opleider. Het opleiden van jonge collegae gaf zonder meer een extra kwaliteitsimpuls. We mogen trots zijn dat we sinds die tijd een uitstekende samenwerking hebben met onze collegae in Radboudumc en Rijnstate. We waren het allereerste academische en niet-academische longartsen-opleidingscluster in Nederland!’

Menselijk

‘Ik heb vele jaren met plezier in CWZ gewerkt en natuurlijk veel zien veranderen. De laatste jaren waren extra zwaar en minder bevredigend vanwege de toenemende bureaucratie en de administratieve en registratieve lasten in de zorg. Die gingen ten koste van de tijd die ik had voor de directe patiëntenzorg. En dat is juist waar het om gaat en waarvoor ik ooit arts werd. Ook de tijdelijke huisvesting van onze polikliniek vond ik niet gelukkig. Mijn hoop is dat longziekten de komende jaren landelijk, politiek en ook in CWZ serieus op de agenda blijven. Dat verdient ons vakgebied, vanwege de grote aantallen patiënten en de ernst van de longaandoeningen. Een ‘longaanval’ - ofwel exacerbatie COPD - is qua prognose ernstiger dan een hartaanval. Ik vind ook dat actief en passief roken nog strenger mag worden aangepakt. Van mij mag het Longfonds net zo belangrijk worden als de Hartstichting, zodat er grote wetenschappelijke vooruitgang mogelijk wordt. Met bijpassende verbetering van prognose voor longpatiënten! Vooral hoop ik dat de zorg menselijk en persoonlijk blijft en dat het werk aantrekkelijker blijft, voor artsen maar vooral ook voor verpleegkundigen.’